Mandatering/delegatie
Creatie en toewijzing van Publieke Taken[bewerken | brontekst bewerken]
Voor publiekrechtelijke organen geldt het legaliteitsbeginsel. Dit beginsel betekent onder meer dat alle overheidsacties moeten berusten op wettelijke gecreëerde en toegekende bevoegdheden. Dit betreft zowel om privaatrechtelijke als publiekrechtelijke bevoegdheden. Hierbij geldt dat de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van publieke taken in beginsel bij de Ministers ligt[1].
Een publieke taak ontstaat en wordt toegekend door Attributie. Een publieke taak is een "een taak die in het algemeen belang wordt uitgevoerd".
Attributie: | Een nieuwe bevoegdheid wordt gecreëerd, en direct toegekend aan een bestuursorgaan.
Dit wordt de originaire bevoegheidsverklaring genoemd en is de enige manier waarop een nieuwe bevoegdheid kan ontstaan. Indien de gecreëerde bevoegdheid door de Minister direct wordt toegekend aan een ondergeschikte, zoals bv een Inspecteur-Generaal, spreekt men van deconcentratie. |
Vaak wordt de publieke taak echter door een ander orgaan uitgeoefend. Hiervoor moet de taak gedelegeerd of gemandateerd worden:
Delegatie: | Een geattribueerde bevoegdheid kan worden gedelegeerd naar een ander bestuursorgaan. Delegatie is een bijzondere vorm van overdracht en vereist een wettelijke grondslag. Bij delegatie verliest het oorspronkelijk orgaan de bevoegdheid tot uitoefening van de taak. De bevoegdheid wordt beperkt tot het stellen van beleidsregels, waarvan de gedelegeerde mag afwijken. De gedelegeerde mag ook eigen beleidsregels stellen. Delegatie wijzigt dus de ministeriële verantwoordelijkheid.
Een voorbeeld van delegatie is bijv. het toewijzen van de publieke taak dragen voor de organisatie van alsmede de verlening van rechtsbijstand aan het Zelfstandig Bestuursorgaan (ZBO) de Raad voor Rechtsbijstand (RvR). |
Mandatering: | Een geattribueerde bevoegdheid wordt namens het bestuursorgaan uitgevoerd door een andere organisatie.
Mandatering is een veel zwakkere vorm van verkrijgen van bevoegdheden en kan in theorie mondeling plaatsvinden. Het oorspronkelijke orgaan behoudt immers zelf de bevoegdheid, kan aanwijzingen geven en de taak wordt nog steeds in diens naam uitgevoerd. Mandatering wijzigt de ministeriële verantwoordelijkheid niet. Een voorbeeld van mandatering is bijvoorbeeld het laten uitgeven en beheren van het strafrechtketennummer door het dienstonderdeel Justitiële Informatie Dienst (Justid) namens DG-RR. |
Bestuursorganen versus Taakorganisaties.[bewerken | brontekst bewerken]
Publieke taken worden dus toegekend aan Bestuursorganen, welke hiermee het bevoegd gezag vormen voor de betreffende publieke taak en hiervoor de volledige verantwoordelijkheid dragen. In beginsel zijn dit voor het Ministerie van JenV onze bewindspersonen. Bevoegdheden kunnen echter ook direct worden toegeschreven aan de hoofden van de beleidsdirecties, aan zelfstandige bestuursorganen (ZBO’s) of onze Sui Generis organisaties. Deze bestuursorganen zijn hiermee het bevoegde gezag. In de praktijk wordt vervolgens zo’n taak gemandateerd aan het Hoofd van een taakorganisaties. Deze is dan vervolgens belast met de executie van deze taak, namens het bevoegde gezag.
Bron: Katern - Justitie Actoren, Min JenV / DI&I, okt 2019 [KJA]
Zie ook het VNG rapport Attributie, mandaat en delegatie.
- ↑ Artikel 42: Ministeriële verantwoordelijkheid - Nederlandse Grondwet (denederlandsegrondwet.nl)