HKBA KetenSolutionArchitectuur voorwaardelijke invrijheidstelling
Op deze pagina bespreken we een praktijktoepassing van de HKBA. We laten zien hoe de HKBA is gebruikt en wat dit heeft opgeleverd.
Narratief (T0)[bewerken | brontekst bewerken]
Voorwaardelijke invrijheidstelling (v.i.) is de mogelijkheid dat een veroordeelde die een (onvoorwaardelijke en onherroepelijke) gevangenisstraf uitzit van meer dan één jaar, onder voorwaarden wordt vrijgelaten. De beoordeling hiervoor (of iemand in aanmerking komt, per wanneer en onder welke voorwaarden) gebeurt per individu o.b.v. relevante informatie. Het proces om te beslissen over v.i. kan meerdere keren worden uitgevoerd (bijv. na eerder besluit uitstel v.i.)
Als de onvoorwaardelijke gevangenisstraf uitgesproken is op of na 1 juli 2021, dan gelden er voor voorwaardelijke invrijheidstelling nieuwe regels. De belangrijkste wijzigingen zijn:
- V.i. wordt niet meer standaard verleend, maar kan door CVv.i. worden verleend op basis van een individuele beoordeling. Het gedrag, risico’s en slachtofferbelangen worden hierbij betrokken.
- De duur van de v.i.-periode is verkort naar maximaal twee jaar (periode v.i. is hetzelfde als proeftijd).
- De veroordeelde kan bij de rechter een bezwaarschrift indienen tegen de beslissingen van het OM om geen v.i. te verlenen, de beslissing over het al dan niet verlenen van v.i. uit te stellen en de beslissing om de v.i. (gedeeltelijk) te herroepen.
- Het Penitentiair Programma (PP) is er nog slechts voor gedetineerden die minder dan 1 jaar straf hebben.
- Voor gedetineerden die op 1 december 2021 (na aftrek v.i.) een strafrestant van minder dan 3 jaar hebben, bestaat voor het penitentiair programma een overgangsperiode van 3 jaar. Voor v.i. zijn ook overgangsafspraken bij samenloop van oude en nieuwe zaken o.b.v. de bij veroordeling geldende v.i. regeling.
De scope van de veranderopgave van de KSA v.i. is v.i., maar detentiefasering en v.i. kunnen niet los van elkaar worden gezien. De reeds ingezette persoonsgerichte aanpak, waarbij meer nadruk ligt op de eigen verantwoordelijkheid van de gedetineerde en zijn gedrag, is van een wettelijke basis voorzien. De gedetineerde moet een detentie- en re-integratieplan opstellen. Re-integratieverlof vindt minder vrijblijvend plaats dan voorheen, om beter aan te sluiten op v.i. De voorwaarden van de eerdere fasen, bijvoorbeeld wat betreft slachtoffers, moeten aansluiten op de gewenste voorwaarden tijdens de v.i. fase. Re-integratieverlof kan alleen worden toegekend in de laatste fase voorafgaand aan de eventuele deelname aan een penitentiair programma of (voorwaardelijke) invrijheidstelling.
De nieuwe regels over voorwaardelijke invrijheidstelling hebben ook gevolgen voor ketenpartners als gemeente en reclassering, omdat er door de kortere voorwaardelijke vrijheid minder tijd kan zijn om gedetineerden terug te begeleiden naar de maatschappij. Met het oog op recidivevermindering worden voorstellen gedaan om de nazorg en de informatie-uitwisseling daarover met gemeenten beter in te bedden.
Situatie[bewerken | brontekst bewerken]
In Nederland zijn de Wet straffen en beschermen (S&B) en de Wet herziening Uitvoering Strafrechtelijke Beslissingen (USB) ingevoerd, die van invloed zijn op het voorwaardelijk vrijlatingssysteem voor gedetineerden. Vóór de invoering van S&B werden veroordeelden in Nederland voorwaardelijk vrijgelaten nadat ze twee derde van hun opgelegde straf hadden uitgezeten, tenzij er dwingende redenen waren om dat niet te doen (waardoor een straf van 18 jaar in feite werd omgezet in een gevangenisstraf van 12 jaar). De minister zocht naar een betere balans tussen het onvoorwaardelijke en het voorwaardelijke deel van de straf. Vooral bij langere straffen vond hij het moeilijk te rechtvaardigen waarom iemand relatief lang voor het einde van zijn straf zou worden vrijgelaten. De verandering die S&B introduceerde was dat er nu 2 jaar voor het einde van de gevangenisstraf beslist zou worden of en onder welke voorwaarden de gevangene vrijgelaten zou worden. Deze nieuwe procedure heet voorwaardelijke invrijheidstelling (vi) en bracht verschillende andere veranderingen met zich mee: slachtoffers zouden inbreng mogen leveren met betrekking tot hun informatie- en beschermingsbehoeften, de samenwerking tussen strafrechtketen-organisaties zou worden gecoördineerd door AICE, het OM zou over elke voorwaardelijke invrijheidsstelling moeten beslissen, veroordeelden kregen het recht om tegen de voorwaardelijke invrijheidsstelling in beroep te gaan bij de rechtbank en sommige van de taken die voorheen aan DJI waren toegewezen, zouden verschuiven naar AICE.
Taak[bewerken | brontekst bewerken]
In eerste instantie werden alleen de procedurele veranderingen van S&B geïmplementeerd, zonder de verschuiving in verantwoordelijkheden als gevolg van USB mee te nemen. Daarom vroegen de SRK netwerkpartners om een Doelsituatie op te stellen waarin alle noodzakelijke aanpassingen die door de nieuwe wetgeving verplicht werden gesteld werden verwerkt en waarin de verantwoordelijkheden van alle netwerkpartijen, de informatiebehoefte van professionals en de coördinerende rol van AICE werden verduidelijkt. Dit zou de implementatie van USB met betrekking tot voorwaardelijke invrijheidstelling afronden.
Actie[bewerken | brontekst bewerken]
De HKBA werd gebruikt om de analyse die nodig was voor deze onderneming vorm te geven. Ten eerste werd een multidisciplinair team opgericht, dat samen de prioriteiten bepaalde op basis van de onderzoeksgebieden (elementen) uit de HKBA. Er werd gewerkt in tweewekelijkse sprints, met elke week een fysieke vergadering en elke twee weken een digitale vergadering. Indien nodig werden ook contentspecialisten van partner organisaties uitgenodigd voor de sessies. De gestructureerde aanpak begon met het in kaart brengen van voorwaardelijke invrijheidstelling op basis van de top-down elementen uit de HKBA. Dit proces verduidelijkte de verantwoordelijkheden en afhankelijkheden van netwerkpartners met betrekking tot voorwaardelijke invrijheidstelling, inclusief de implicaties voor de gegevens die nodig zijn om de geïdentificeerde verantwoordelijkheden te vervullen.
Resultaten[bewerken | brontekst bewerken]
Door de HKBA te gebruiken kwamen verschillende specifieke inzichten naar voren, waaronder:
- het belang van het vaststellen van een gedeeld substantief startpunt. Dit heeft geleid tot het schrijven van een verhaal in zakelijke taal (narratief) dat de reikwijdte en de vereiste transformatie beknopt weergeeft;
- verduidelijking van de formele taken die zijn toebedeeld aan OM en de Minister voor Rechtsbescherming. Deze kunnen worden onderscheiden van hoe de taakverdeling op dit moment in de praktijk geregeld is.
- onderscheid tussen twee soorten OM-adviezen:
- eerder OM-advies, verstrekt door de officier van justitie direct na een vonnis (informatiedienst), en
- OM-advies wanneer de mogelijkheid van voorwaardelijke invrijheidstelling voor de veroordeelde zich voordoet (oorspronkelijke dienst);
- richtlijnen voor de behandeling van vi-zaken die deels onder het oude en deels onder het nieuwe recht vallen;
- gevolgen van een governance overeenkomst over de overdracht van verantwoordelijkheden, bijvoorbeeld voor de berekening van de vi-datum
- globaal in kaart brengen van alle diensten aan SRK-partijen die verantwoordelijk zijn voor hun inrichting, en de geïdentificeerde afhankelijkheden tussen deze diensten.
Reflectie[bewerken | brontekst bewerken]
Alle betrokken partijen waren het erover eens dat het proces waardevolle inzichten opleverde, een duidelijke discussie tussen organisaties mogelijk maakte en duidelijkheid verschafte, niet alleen voor vi, maar ook voor bredere aspecten van strafuitvoering. Het werd duidelijk dat het ontwerpen van een informatiearchitectuur voor het domein Executie een waardevolle tussenstap is voordat gekozen wordt voor een meer gedetailleerde implementatie van vi. Er werden ook algemene inzichten verkregen over waar de juiste broninformatie te vinden is, de onwenselijkheid van e-mailcommunicatie tussen de SRK-partijen. Ook ontstond zicht op welke organisatie verantwoordelijk moet zijn voor bepaalde informatie en/of registraties. SRK-partijen waren het erover eens dat beslissingen die anders in de richting van technologie zouden zijn geduwd, nu eerder in het proces door de juiste personen werden beantwoord. Dit heeft ervoor gezorgd dat de juiste mensen uit de business waarde konden toevoegen.
De belangrijkste bevindingen van de KSA-vi zijn:
- Het gebruik van de HKBA om een robuuste structuur te hebben voor het in kaart brengen van uitdagingen vanuit meerdere perspectieven, hielp aanzienlijk bij het onthullen van SRK-afhankelijkheden en de vereiste informatiepositie van professionals, en bij het vaststellen van de verdeling van verantwoordelijkheden van netwerkpartners. Dit bleek nuttig in de volgende fasen met betrekking tot de overdracht van DJI-AICE verantwoordelijkheden en om betrouwbare bronnen te identificeren over strafrechtelijke beslissingen voor het hele SRK.
- Aanbevelingen resulteren in een gedeelde taal voor het project portfolio, wat leidt tot een gedeelde impact analyse van de vereiste transformatie.
- Het gebruik van de HKBA en dienstoriëntatie zorgde voor een neutraal perspectief, onafhankelijk van gevestigde organisatorische belangen.
- Het HKBA element Simulatie maakt het mogelijk om aannames en hypotheses te testen in de uitvoering van de veranderopgave
Hoewel de HKBA waardevolle inzichten opleverde, was er ook kritiek. Sommigen ervoeren de analyse als tijdrovend, niet de gewenste verbeteringen opleverend voor de praktische uitvoering. Zij meenden dat een meer technisch gericht vervolg noodzakelijk was.
KSA-vi adviseert toekomstige HKBA-projecten het volgende: maak vanaf het begin een narratief en verfijn dit tijdens het project. Maak aan het begin van het project een actueel en volledig overzicht van relevante jurisprudentie. Stel vooraf een zeer duidelijke scope op om er zeker van te zijn dat de resultaten en de uitkomst aan de verwachtingen voldoen en maak een realistische inschatting van hoeveel werk er gedaan kan worden in een bepaald tijdsbestek.