HKBA voorbeeld identiteitsvaststelling
Deze casus is een voorbeeld van hoe de HKBA kan worden toegepast. Alle voor deze casus relevante elementen uit de top-down invalshoek worden hieronder uitgewerkt.
Introductie[bewerken | brontekst bewerken]
De ambtenaren, bedoeld in artikel 141, en de ambtenaren van politie, bedoeld in artikel 2, onder b, van de Politiewet 2012 en de ambtenaren van politie, bedoeld in artikel 2, onder c, van die wet, voor zover zij zijn aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie en zij tevens buitengewoon opsporingsambtenaar als bedoeld in artikel 142 zijn, stellen de identiteit van de aangehouden verdachte vast op de wijze, bedoeld in artikel 27a, eerste lid, eerste en tweede volzin.
1. De verdachte wordt ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit gevraagd naar zijn naam, voornamen, geboorteplaats en geboortedatum, het adres waarop hij in de basisregistratie personen is ingeschreven en het adres van zijn feitelijke verblijfplaats. Het vaststellen van zijn identiteit omvat tevens een onderzoek van een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht. In de gevallen, bedoeld in artikel 55c, tweede en derde lid, omvat het vaststellen van zijn identiteit tevens het nemen van een of meer foto’s en vingerafdrukken.
Identificatie en bestaansreden product/dienst (T1)[bewerken | brontekst bewerken]
A.Resultaat (output):
- producttype = [identiteitsvaststelling] is uitgevoerd
B.Effect / doel (outcome) + voor wie:
- zorgen dat de juiste personen worden opgespoord, beoordeeld, dan wel bestraft (maatschappelijke relevantie)
- bescherming van de onschuldige burger
- verhoogde zekerheid over de feiten in het opsporingsdossier (toegevoegde waarde voor de dienstafnemer)
C.Reflectie zin/proportionaliteit/subsidiariteit:
- proportionaliteit: de inbreuk op privacy is als gepast beoordeeld in de context van voldoende zware verdenkingen
‘In-het-leven-geroepen’ bevoegdheden (T2)[bewerken | brontekst bewerken]
A.Vertaal de ‘in leven geroepen’ bevoegdheid naar een dienst en definieer de actorrol die daarvan de executor is:
- "stellen de identiteit van de aangehouden verdachte vast”
- dienst = vaststellen identiteit aangehouden verdachte
- actorrol = vaststeller identiteit aangehouden verdachte
- executie-relatie tussen actorrol en dienst: actorrol "vaststeller identiteit aangehouden verdachte" is executor van dienst "vaststellen identiteit aangehouden verdachte"
B.Waar in de wet wordt de nieuwe bevoegdheid tot stand gebracht?
- grondslag = WvSv art 55c lid 1
Toekenning bevoegdheden (T3)[bewerken | brontekst bewerken]
In de wet (WvSv art 55c, lid1) staat:
"De ambtenaren, bedoeld in artikel 141 (…) in artikel 142 (…) stellen de identiteit van de aangehouden verdachte vast".
Aan wie wordt toegekend (in dit geval: attributie)?
- partij/functionaristype = "ambtenaar cf. art 141, 142“
A.welke partij vervult welke actorrol?
- actor = actorrol "vaststeller identiteit aangehouden verdachte" is toegekend aan functionaristype "ambtenaar cf. art 141, 142"
B.waar in de wet wordt de toekenning van de bevoegdheid aan deze partij benoemd?
- WvSv art 55c, lid1; attributie
Beoogde afnemers / begunstigden (T4)[bewerken | brontekst bewerken]
A.Bepaal aan de hand van de wet:
- Welke actorrol(len) is/zijn dienstafnemer (initiator)?
- dienstafnemer = "ID-klanten“
- deze geaggregeerde actorrol omvat actorrollen zoals opspoorder en vervolger, die op hun beurt toegekend zijn aan partijen/functionaristypen zoals “onderzoeksleider” of “ambtenaar cf. art 141, 142"
- dienstafnemer = "ID-klanten“
- wie is/zijn de geadresseerde(n) / wie heeft profijt van de dienst (begunstigde(n))?
- begunstigde = "eerlijke burger" dan wel "niet-betrokken burger"
B.Waar in de wet wordt dienstafnemer of begunstigde benoemd?
- De wet vermeldt dit niet. Na te gaan: wie is dan bevoegd om het verzoek tot identiteitsvaststelling te doen, anders dan de 'ambtenaar cf. art. 141, 142 zelf'.
Vereisten aan (uitvoering en resultaat) product/dienst (T5)[bewerken | brontekst bewerken]
Formuleer
a.inhoud van dienstresultaat of een dienststapresultaat
- a.zijn naam, voornamen, geboorteplaats, -land en -datum, het adres waarop hij in de basisregistratie personen is ingeschreven en het adres van zijn feitelijke verblijfplaats,
- b.de eventuele alias of aliassen waaronder hij in het verleden in de strafrechtsketen bekend heeft gestaan,
- c.zijn strafrechtsketennummer of, bij het ontbreken van dit nummer, zijn VIP-nummer,
- d.zijn burgerservicenummer,
- e.het parketnummer van de strafzaak,
- f.zijn vreemdelingennummer, indien hij een vreemdeling is,
- g.de foto’s die van hem overeenkomstig de wet zijn genomen,
- h.het nummer waaronder de vingerafdrukken die van hem overeenkomstig de wet zijn genomen, zijn verwerkt
- i.het nummer waaronder een DNA-profiel dat van hem is bepaald, in de DNA-databank voor strafzaken, bedoeld in artikel 14, eerste lid, van het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken, is verwerkt,
- j.een kopie van het door hem ter inzage aangeboden identiteitsbewijs en de gegevens die op dat bewijs zijn vermeld, en
- k.verwijzingen naar andere bestanden waarin gegevens over hem ten behoeve van de toepassing van het strafrecht zijn verwerkt.
b.aantal uitvoeringen van dienst(stapp)en + kwaliteitseisen (QoS)
- ?? art 27a op welk moment ?
c.semantiek: wat is identiteit, identiteitsvaststelling?
d.uitvoeringseisen, inclusief beslisregels en bewaartermijnen
- art 27a bij VH-feit mogen vingerafdrukken worden genomen, bewaartermijn max 1/2 jaar als er geen zaak aan gekoppeld kan worden, etc.
e.Expliciteren informatiebehoeften (gebaseerd op beslisregels en dataminimalisatie)
f.Benodigde competenties voor de uitvoering van de dienst of dienststap
aangegeven grondslag (ten behoeve van traceerbaarheid)
- grondslag = Bivv, artikel 2
Mandatering/delegatie (T6)[bewerken | brontekst bewerken]
In dit geval werden geen gemandateerde of gedelegeerde bevoegdheden gevonden in de wet.
Afhankelijkheden met andere diensten (T7)[bewerken | brontekst bewerken]
art 55c lid 3 WSv meldt dat (h)OvJ toestemming voor ID-vaststelling moet geven voor niet-VH-waardige strafbare feiten waarbij over de identiteit twijfel bestaat ⇒ actorrol "vaststeller identiteit aangehouden verdachte" is afhankelijk van dienst "machtiging voor afnemen vingerafdrukken voor niet-VH-waardig feit”
- voor VH-waardige feiten (cf. art 67 lid 1 WSv) is geen aparte machtiging nodig
- consequentie hiervan: ga terug naar element 2, en analyseer onder meer: aan wie is de dienst(soort) "machtiging voor afnemen vingerafdrukken voor niet-VH-waardig feit" toegekend (b.v. attributie aan OvJ? of in element 6, mandaat aan hOvJ?)
actorrol "vaststeller identiteit aangehouden verdachte" is afhankelijk van dienst(soort) ”toetsen ingewonnen ID-document", die weer een grondslag heeft in de Wid, etc.
Zo ook: actorrol "vaststeller identiteit aangehouden verdachte" is afhankelijk van dienst(soort) "inwinnen biometrie" ⇒ in T.5 verschijnt daarvoor dan weer kwaliteitsen (b.v. 10 vingerafdrukken plat digitaal, met inkt, ...) en uitvoeringseisen aan proces
Voor de dienstverleningen rond identiteitsvaststelling is o.a. BVID nodig. Dit kan nu al leiden tot het onderkennen van de governance dienst(soort) "beheren BVID", waarvoor vervolgens dan weer de elementen T.2 t/m T.7 worden uitgevoerd.